John Austin (rechtsfilosoof)

John Austin
John Austin
Algemene informatie
Geboren 3 maart 1790
Suffolk
Overleden 1 december 1859
Weybridge
Nationaliteit Vlag van Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk
Beroep filosoof
Bekend van The Province of Jurisprudence Determined (1832)
Zie ook rechtspositivisme
Portaal  Portaalicoon   Filosofie

John Austin (Suffolk, 3 maart 1790 - Weybridge, 1 december 1859) was een Engelse rechtsfilosoof. Hij staat bekend als de eerste rechtspositivist en was bovendien een leerling van de utilitarist Jeremy Bentham.[1] Hij was getrouwd met Sarah Austin en was de vader van Lucie, Lady Duff-Gordon. Zijn rechtspositivistische theorie kan door middel van zijn opvattingen worden benoemd als de command theory (beveltheorie) binnen de rechtsfilosofie. In tegenstelling tot de natuurrechtsdenkers pleitte hij ervoor om recht en moraal van elkaar te scheiden.

Werk

Beveltheorie

Volgens Austin bestaat het recht essentieel uit “…a rule laid down for the guidance of an intelligent being by an intelligent being having power over him.[2] Krachtiger geformuleerd: bevelen van een soeverein. Een soeverein verwijst naar de persoon of instantie aan wie het merendeel van de bevolking gewoonlijk gehoorzaamt.[3] De soeverein heeft echter zelf niet de gewoonte om te gehoorzamen aan een andere menselijke autoriteit.[4] Met andere woorden, de soeverein is degene die beveelt en sancties oplegt, zonder zelf ondergeschikt te zijn aan anderen. In feite heeft hij het rechtsbegrip van de soeverein en de hiërarchische verhouding tussen soeverein en ondergeschikte overgenomen van Bentham en later uitgewerkt.[5]

Rechtsbegrip

Het rechtsbegrip volgens Austin kan als volgt worden samengevat. Het recht is namelijkː “(…) het geheel van rechtstreekse of zijdelingse van een sanctie voorziene bevelen, uitgaande van een soeverein binnen een onafhankelijke staatsgemeenschap en gericht tot één of meer leden daarvan[6] en “orders backed by threats.[7]

The Province of Jurisprudence Determined

In The Province of Jurisprudence Determined onderscheidt Austin twee categorieën recht, namelijk laws properly so called en laws improperly so called. De eerste categorie bestaat vervolgens weer uit “laws set by God to men” en “laws set by men to men.” De laatste bestaat uit “rules set and enforced by mere opinion.” Voorbeelden hiervan zijn ‘the law of honour’ en ‘the law set by fashion’. Het menselijke recht bevat tenslotte positive laws (positief recht) en positive morality (positief moraal). De eerste zijn laws set by men to men, vastgesteld door menselijke autoriteiten en afgedwongen door legal sanctions.[8] De laatste categorie, positive morality, omvat morele normen die niet strikt juridisch afdwingbaar zijn maar toch worden erkend binnen een samenleving.[9] Austin benadrukt dat de rechtswetenschap zich in dit verband moet richten op louter positief recht,[2] dat onderdeel is van het menselijke recht en dus niet van goddelijk recht. Recht zou volgens hem, wat karakteriserend is voor het rechtspositivisme, immers op een empirische, waardevrije manier moeten bestudeerd worden. Austin probeerde bijgevolg het recht af te bakenen zonder hierbij te verwijzen naar een hogere morele orde of natuurrecht.

Een interessante nuance in Austins denken komt naar voren wanneer het gaat om customary laws of gewoonterecht. Hoewel customary laws niet direct voortkomen uit expliciete bevelen van een soeverein, beschouwt Austin ze als positief recht. Hij erkent dat customary laws bestaan als positief recht door de spontane adoptie van de geregeerden en niet door expliciete bevelen of instellingen van de soeverein. Hierin wijkt Austin af van zijn strikte beveltheorie, waarbij customary laws een unieke positie innemen als positief recht dat niet noodzakelijk voortkomt uit specifieke bevelen.[10]

Kritieken

Hoewel de beveltheorie van Austin invloedrijk was in de late 19e en vroege 20e eeuw, bleef zijn gedachtegoed niet ongedeerd. Rechtsfilosofische en politiek-filosofische kritiekpunten van onder anderen H.L.A. Hart en Friedrich Hayek illustreren dat het werk van Austin problematisch is.

Problemen volgens Hartː

  • Een duidelijke definitie van het begrip 'soeverein' is lastig vast te stellen omdat wetgevende instanties hedendaags veelal verspreid zijn.[5][11]
  • In de meeste rechtssystemen zijn er wel degelijk regels, zoals de regels van het privaatrecht, die geen sancties of bevelen bevatten. Kortomː Austins nadruk ligt te veel op een dwingend of straffend aspect van een rechtssysteem.[12][5] Er is geen essentieel verschil tussen de dreiging van een gunman ("give me your money or your life") en een gebruikelijk wetgevingsproces.[11]
  • Austins theorie houdt geen rekening met “the idea of a rule.” Zo schrijft Hart: “The root cause of failure is that the elements out of which the theory was constructed, viz. the ideas of orders, obedience, habits, and threats, do not include, and cannot by their combination yield, the idea of a rule, without which we cannot hope to elucidate even the most elementary forms of law.”[13] Hart introduceert primaire en secundaire regels,[14] waardoor Austin: “(…) wrongly claimed to have found in the notion of coercive orders, namely, 'the key to the science of jurisprudence.'”[15]

Problemen volgens Hayekː

  • De nadruk ligt bij Austin vooral op een bewuste menselijke wil. Het rechtspositivisme[16] maakt zich dan ook schuldig aan wat Hayek rationalist constructivism noemt.[17] Dit verwijst naar een concept waarin menselijke instituties worden beschouwd als het resultaat van een bewuste menselijke wil, vaak met een nadruk op deductieve redenering vanuit enkele ontwijfelbare premissen.
  • De soeverein van Austin kan epistemologisch problematisch zijn, gezien het feit dat kennis verspreid is over de hele samenleving. Alle kennis kan nooit in handen zijn van één entiteit, waardoor die bevelen van de soeverein dus altijd onvoltooid of imperfect zijn.[18]
  • Deze theorie ondermijnt de rechtsstaat. Aanhangers van het rechtspositivisme voelen volgens Hayek namelijk niks voor hoger recht dat ten grondslag ligt aan de Rechtsstaat of Rule of Law.[19] Meta-legal principles moeten immers buiten conventionaliteit “gevonden” worden en zijn natuurrechtelijk.[20]
Voetnoten
  1. Zie over de relatie tussen Austin en Benthamː (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, viii-ix.
  2. a b (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 18.
  3. (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 166.
  4. (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 193-194.
  5. a b c (en) Bix, B., John Austin. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Fall 2023 Edition). Geraadpleegd op 12 augustus 2023.
  6. Cliteur, P.B. (2005). Natuurrecht, Cultuurrecht, Conservatisme: Grondslag van de Democratische Rechtsstaat. Universitaire Pers Fryslân, p. 385.
  7. Cliteur, P.B. (2005). Natuurrecht, Cultuurrecht, Conservatisme: Grondslag van de Democratische Rechtsstaat. Universitaire Pers Fryslân, p. 409.
  8. (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 136.
  9. (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 19-20.
  10. “But, that notwithstanding, they exist as positive law by the spontaneous adoption of the governed, and not by position or establishment on the part of political superiors. Consequently, customary laws, considered as positive law, are not commands. And, consequently, customary laws, considered as positive law, are not laws or rules properly so called.” (en) Austin, J. (1995). The province of jurisprudence determined. Cambridge University Press, p. 34.
  11. a b (en) Hart, H.L.A. (1958). Positivism and the Separation of Law and Morality. Harvard Law Review 71 1958: 593-629.
  12. "The criminal law consists largely of rules of this sort: like commands they are simply "obeyed" or "disobeyed." But other legal rules are presented to society in quite different ways and have quite different function." Verderː "They do not say (like commands) "do this whether you wish it or not," but rather "if you wish to do this, here is the way to do it. " Under these rules we exercise powers, make claims, and assert right." Hart, H.L.A. (Feb. 1958). Positivism and the Separation of Law and Morals. Harvard Law Review 71 1958 (4): 593-629
  13. (en) Hart, H.L.A. (1961). The Concept of Law, p. 78.
  14. Wat Austin de facto vergeet zijn de secundaire regels volgens Hart. De regels die bepalen wie de 'sovereign' is en welke procedurele of formele regels er gelden ontbreken bij Austin. Over het onderscheid tussen primaire en secundaire regels bij Hart, zieː Starr, W.C. (1984). Law and Morality in H.L.A. Hart's Legal Philosophy. Marquette Law Review 1984: 673-689. Vgl. Hart in zijn Seperation of Law and Moralsː "These fundamental accepted rules specifying what the legislature must do to legislate are not commands habitually obeyed, nor can they be expressed as habits of obedience to persons." Hart, H.L.A. (1958). . Harvard Law Review 71 1958: 593-629.
  15. (en) Hart, H.L.A. (1961). The Concept of Law, p. 79.
  16. Hayek associeert het rechtspositivisme vooral met de theorie van Austin. Zie daarvoorː Nientiedt, D. (2021). Hayek's treatment of legal positivism. European Journal of Law and Economics 51 2021: 563-576.
  17. “(…) the new rationalism of Francis Bacon, Thomas Hobbes and particularly Rene Descartes contended that all the useful human institutions were and ought to be the deliberate creation of conscious reason. This reason was conceived as to the Cartesian esprit geometrique, a capacity of the mind to arrive at the truth by a deductive process from a few obvious and undoubtable premises. It seems to me that the best name for this kind of naive rationalism is rationalist constructivism.”
  18. Zo schrijft Hayek: “The peculiar character of the problem of a rational economic order is determined precisely by the fact that the knowledge of the circumstances of which we must make use never exists in concentrated or integrated form but solely as the dispersed bits of incomplete and frequently contradictory knowledge which all the separate individuals possess.” Individuen hebben niet alle relevante informatie nodig. Prijzen verschaffen de relevante informatie voor individuen. (en) Hayek, F.A. (september 1945). The Use of Knowledge in Society. The American Economic Review 35 1945: 519-530.
  19. Cliteur, P.B. (2005). Natuurrecht, Cultuurrecht, Conservatisme: Grondslag van de Democratische Rechtsstaat. Universitaire Pers Fryslân, p. 393.
  20. Zo schrijft Hayek over de rechtsstaat: “The substantive conception of the Rechtsstaat, which required that the rules of law possess definite properties, was displaced by a purely formal concept which required merely that all action of the state be authorized by the legislature. In short, a “law” was that which merely stated that whatever a certain authority did should be legal.” Zieː (en) Hayek, F.A. (1993). The Constitution of Liberty. Routledge, p. 237. Kortom: het rechtspositivisme leidt tot onbeperkte staats- en bestuursmacht (unlimited government).